skip to Main Content

Bevordert de Europese Unie MVO?

Annica Blok en Julia Quaedvlieg plaatsen de strenge EU-eisen in een nutshell

Als ik heel eerlijk ben; ik weet niet veel van internationale handel. Maar wie zal ontkennen dat voor de niet-economisch onderlegde leek de wereld van internationale geld- en goederenstromen een ondoorgrondelijk web lijkt? De eindeloze stromen van spullen die de wereld over varen, vliegen en rijden, de mind-boggling bedragen die ermee gemoeid zijn, de rol van banken en de beurzen (recentelijk meer tastbaar geworden), en dan nog de onmogelijke vervlechting van nationale en internationale regelgeving; een poging wagen er wijs uit te worden moet wel, zo lijkt het, uitlopen op een mislukking. Maar we hebben er allemaal mee te maken, en de huidige economische crisis bewijst maar weer eens de onderlinge afhankelijkheid van landen over de hele wereld.

Sinds het woord “crisis” niet meer te vermijden is, hoor ik ook steeds vaker een meer antiglobalistisch geluid. Als we niet zo verbonden waren, was de impact van deze crisis immers veel geringer geweest. En in de krant lees ik hoe staatshoofden elkaar beloven niet naar protectionistische maatregelen te grijpen. Dit betekent vooral dat ze hun importtarieven niet zullen verhogen; lagere importtarieven betekent meer handel. Maar al voor de crisis was een geheel andere soort belemmering van handel in opkomst: in WTO-speak (World Trade Organization): non-tariff barriers. Dit zijn geen financiële heffingen maar veelal producteisen, zoals gezondheidseisen waaraan voedsel moet voldoen. Als consument van zoveel wat van ver komt, wil ik wel weten dat wat ik eet, ook veilig is. Het is bovendien terecht dat ieder land over de gezondheid van haar eigen mensen moet kunnen waken. Maar moet de mogelijkheid om in naam van de ‘volksgezondheid’ eisen te stellen aan producten onbeperkt zijn? Als het aan het WTO ligt niet. Deze stelt de eis dat als internationale standaarden voorhanden zijn, landen die standaard ‘ongeveer’ moeten overnemen. Als ze dat niet doen, moeten ze daar een wetenschappelijke onderbouwing voor geven. Klinkt ook niet onredelijk. De eisen die de EU en andere landen aan voedsel stellen zijn namelijk een enorme handelsbelemmering voor met name ontwikkelingslanden. Een voorbeeld.

Afgelopen jaar was ik voor onderzoek in Peru, om duurzame certificering van paranoten (Brazil nuts of Amazon nuts in het Engels) te onderzoeken. Deze noot groeit uitsluitend in de bossen van de Amazone, in zowel Bolivia, Peru als Brazilië. De handel in de noot is bijna helemaal afhankelijk van export, o.a. naar de EU. Vandaar dat een nieuwe maatregel van de EU, een aantal jaar geleden, grote impact had op de sector, en voor mij heel zichtbaar, op het leven van de verzamelaars van deze noten. De EU had namelijk besloten de toegestane hoeveelheid van een schadelijke schimmel, aflatoxine, drastisch te verlagen.

Voor vele mensen zijn de paranoten de enige bron van inkomsten, en doordat deze noten alleen maar in het wild kunnen groeien, wordt het bos niet gekapt voor andere activiteiten zoals soja, palmolie en veeteelt waarvoor vele hectaren Amazonewoud al is gekapt. Het belang van deze noot is dus niet alleen sociaaleconomisch, maar heeft ook een grote natuurbeschermende waarde. Echter, door de EU-maatregel is de sector in Peru, Bolivia en Brazilië sterk gekrompen, namelijk met bijna 50 procent. Het vereist namelijk geld, tijd, expertise en een bepaalde infrastructuur om aan de standaard te kunnen voldoen.

De nieuwe standaard voor aflatoxine van de EU ligt ver onder de internationale standaard. De gezondheidsreden erachter is dat het 1.4 levens per miljard mensen zal redden (de EU heeft ongeveer 500 miljoen inwoners). Een studie van de Wereld Bank schatte de kosten van de standaard van de EU in vergelijking met de internationale standaard alleen al voor Afrika op 700 miljoen dollar per jaar (aflatoxine komt in meerdere eetbare producten voor). Met andere woorden: de handel krimpt en een hoop mensen zullen hun bron van inkomsten verliezen. Is het slecht dat zij van export afhankelijk zijn, of moeten zulke standaarden voorkomen worden? Potentieel zou het WTO, een organisatie met als doel de internationale handel te bevorderen, met haar regelgeving bescherming kunnen bieden aan verzamelaars van de paranoot en boeren in ontwikkelingslanden. Niet geheel de rol die het WTO doorgaans vanuit antiglobalistische hoek wordt toegedicht. Helaas, uiteindelijk hangt het van de politieke wil af. Het lijkt er namelijk niet op dat de getroffen landen de EU op het matje zullen roepen bij het WTO.


Annica Blok en Julia Quaedvlieg werken bij de Symbeyond Research Group.

Back To Top