Column: Hoe meer we besparen, hoe meer we gebruiken
Als we het over duurzaamheid hebben, praat iedereen al snel over energie en energiebesparing. Iedereen denkt er het zijne van. We willen best onze huizen isoleren, maar tegelijkertijd kopen we steeds meer smartphones, tablets en tv’s die steeds vaker en langer worden gebruikt. Wat daar het effect nu van is? Dit lijkt voor velen een ver-van-je-bed-show. Helaas is niets minder waar.
We staan als mensheid voor een enorm probleem: klimaatverandering. Dit komt vooral door de uitstoot van broeikasgassen, waarvan CO2 de belangrijkste is. Deze uitstoot komt doordat we energie nodig hebben: voor ons eigen functioneren (warmte, elektriciteit), om ons te verplaatsen, en om onze producten te maken.
We willen met z’n allen blijven leven in een wereld zoals deze nu is. Klimaatwetenschappers stellen dat de maximale opwarming van de aarde niet boven de twee graden mag komen wanneer we ernstige klimaatverandering willen voorkomen. Om onder die twee graden te blijven, mogen we nog een beperkte hoeveelheid broeikasgas uitstoten: het koolstofbudget. Binnen dit budget blijven, en dus de wereld van nu behouden, betekent niets anders dan op grote schaal minder energie gebruiken.
Ondertussen besteden gelukkig steeds meer mensen aandacht aan de vermindering van hun energiegebruik. Ook realiseert men zich – door de invloed van media – dat apparaten steeds zuiniger worden. Het gevolg daarvan wordt Jerkin’s Paradox genoemd, en is vergelijkbaar met het wetenschappelijke rebound effect. Jerkin’s Paradox stelt dat hoe meer energie we besparen, hoe meer energie we gaan gebruiken. Een voorbeeld: omdat mensen spaarlampen aan hebben geschaft, lieten ze het licht vaker branden, “omdat het toch bijna geen energie verbruikt.” Het rebound effect beschrijft dat positieve gevolgen, zoals bespaard geld vanwege een lager energiegebruik, weer uitgegeven wordt aan andere activiteiten, die op hun beurt de bespaarde energie weer ongedaan maken of zelfs zorgen voor een toename – zoals de verwarming een graadje hoger of een grotere tv die vaker aan staat.
Een theoretisch model is leuk, maar als ik naar de praktijk kijk, zie ik dat mensen groene stroom kopen en hun huis extra isoleren. Men meent dus – terecht – goed bezig te zijn. Daartegenover staat echter ook dat we steeds meer elektronische apparatuur gebruiken. Denk aan een nieuwe tablet, smartphone, een grotere tv, en aan alle datacenters die er buitenshuis nodig zijn om deze apparatuur draaiende te houden. Ook het raam open voor ventilatie en dus de verwarming een graadje hoger komt nog steeds voor: weg isolatie-effect. Deze negatieve effecten worden vaak niet herkend, waardoor – onterecht – een gevoel van positieve bijdrage achterblijft.
De laatste maanden heb ik dit in studentenkringen wel eens laten vallen. Nog nooit eerder in mijn leven heeft iemand mij betiteld als geitenwollen sok. Tot de afgelopen maanden. Dit maakt voor mij meer en meer duidelijk dat wij als Nederlanders, ook jongeren, niet de juiste mindset hebben. Nederland was in 2013 nummer 26 op de lijst van grootste uitstoters wereldwijd in absolute zin, om maar even aan te geven hoe groot onze invloed is.
Waar ik heen wil? Dat we bij dagelijkse dingen denken: wat kost dit, en kan dit anders? Niet alleen bij energiegebruik, maar ook bij ons vervoer en bij het doen van boodschappen. Technologieën om het bestaande energiegebruik te verminderen, bestaan al lang. Waar de echte winst te behalen valt, is in ons gedrag. En wanneer we ons bewust worden van onze eigen impact – die zoals gezegd complexer kan zijn dan we misschien onder ogen willen zien – is volgens mij de eerste stap gezet.