Energiefabels doorgeprikt: windenergie, is meer ook beter?
In 2020 moet 14% van het energiegebruik duurzaam zijn, vindt de Nederlandse overheid. Ook al is die doelstelling wat bescheidener dan de eerdere EU-doelstelling van 20%, het is een prachtig streven waar iedere lezer zich in zal kunnen vinden.
Maar hoe denkt de overheid dat te bereiken? Vooral door meer windmolens te bouwen, zowel op land als op zee: ‘In 2020 moeten alle windmolens op land gezamenlijk een vermogen hebben van ten minste 6000 megawatt. Dat is genoeg om 3,6 miljoen huishoudens van elektriciteit te voorzien’.
Dat klinkt natuurlijk geweldig: 3,6 miljoen, dat is de helft van het aantal huishoudens, alleen al van windmolens op land. Maar zo eenvoudig ligt het niet. Windenergie is niet iets wat je op commando aanzet. De fluctuaties in het aanbod zijn groot. Dat is geen probleem zolang het windvermogen relatief klein is, zodat de geproduceerde elektriciteit altijd kan worden benut zelfs als het hard waait. Maar de grenzen kunnen akelig snel in zicht komen, zoals bij onze Oosterburen is gebleken. Toen op 22 augustus 2012 rond 14:00 uur de windenergie in Noordwest-Duitsland op volle toeren draaide en ook de productie van zonnestroom een piek bereikte, raakte het elektriciteitsnet van Tsjechië (dat als doorvoerland richting Oostenrijk en Slovenië diende) op de rand van een black-out. Het liep allemaal goed af, maar toch.
Wat kunnen we doen om te voorkomen dat ons streven naar duurzame energie straks voor grote problemen zorgt? Een mogelijkheid is vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Tot nu toe zijn we gewend dat de energievoorziening vraaggestuurd is. Dat is geen probleem voor energie in de vorm van olie en aardgas, die op commando kunnen worden ingezet. Maar voor elektriciteit uit wind en zon is dat een ander verhaal. Het lijkt dus zaak dat we ons zo snel mogelijk gaan instellen op een elektriciteitsvoorziening die meer aanbodgestuurd is. Denk bijvoorbeeld aan variabele prijzen: we krijgen een seintje van de netbeheerder als de elektriciteit goedkoop is omdat het hard waait, en het dus een goed moment is om de (vaat)wasmachine te laten draaien. Dat kan natuurlijk worden geautomatiseerd met behulp van ‘smart grids’.
Een tweede mogelijkheid is opslag. Dat is niet gemakkelijk zodra we het over serieuze hoeveelheden hebben. Om een idee te geven: de hoeveelheid energie die in een gewone loodaccu kan worden opgeslagen is vergelijkbaar met een wijnglas vol benzine. Voor elektriciteitsopslag moet dus al gauw een omweg worden bewandeld, via opgepompt water en de bijbehorende turbines, bijvoorbeeld. Dat is in een vlak land als Nederland niet zo gemakkelijk. Uitwisseling van elektriciteit met landen die over bergen of over waterkracht beschikken is dan aantrekkelijker.
Maar we moeten vooruit denken. Straks is het aantal elektrische auto’s in Nederland groot, en elke (echte) elektrische auto heeft dan een accu die groot genoeg is om een paar honderd km te rijden. Daarmee heeft Nederland plotseling een schitterende opslag voor elektriciteit: ieder huis zijn opslag voor de deur. Even rekenen: als zo’n accu 30 kWh kan bevatten (genoeg voor ca. 3 uur rijden), kan hij een gemiddeld huishouden 3 dagen van stroom voorzien. En als het huis nu ook nog over een ‘smart grid’ beschikt kunnen we al die windenergie misschien prima kwijt. Toch nog een mooie duurzame toekomst!
Geschreven door Jo Hermans.