skip to Main Content

Magiërs van de vrije markt: over de retoriek van klimaatsceptici – deel 2

Magiërs Van De Vrije Markt: Over De Retoriek Van Klimaatsceptici – Deel 2

De discussie over klimaatverandering is anno 2018 nog lang niet uitgespeeld. Het IPCC stuurt al twee decennia aan om‘onomkeerbare’ en ‘catastrofale’ gevolgen van klimaatverandering, maar de ontkenners schreeuwen harder dan de feiten. Big Business richt instituten om de wetenschap achter de klimaatverandering aan te vechten met halve waarheden en verzonnen referenties. Zij spreken de taal van de twijfel vloeiend en gebruiken deze om de wetenschap te delegitimeren en de controverse levend te houden. Lees hier het vervolg van onze gastredacteur Arian van Huis. Lees hier deel 1.

©Duncan Hull, “Climate change denial” by Banksy

Door Arian Van Huis

BEGIN 2003 STOND DE WERELDGEZONDHEIDSORGANISATIE (WGO) OP HET PUNT een rapport te publiceren waarin ze adviseerden om niet meer dan 10% van de dagelijkse calorie-inname uit suikers te laten bestaan. De Amerikaanse suikerlobby, bestaande uit meer dan 300 Amerikaanse (dochter-) bedrijven onder wie The Coca-Cola Company en PepsiCo, wachtte geen seconde met hun reactie. Het rapport werd volledig de grond in geboord met beschuldigingen over de ‘dubieuze en niet-wetenschappelijke ondertoon’ van de onderzoeken. In een brief van de lobby naar het hoofd van de WGO staat: “Als de WGO weigert rapporten te publiceren die de meerderheid van wetenschappelijke meningen vertegenwoordigen, zullen we de 406 miljoen dollar aan Amerikaanse financiering van de WGO aanvechten.” De suikergiganten publiceerden enkele maanden later zelf een onderzoek waarin werd vastgesteld dat niet 10% maar 25% van de calorie-inname uit suikers mocht bestaan in een gezond dieet. Het was gebaseerd op een publicatie van het Institute of Medicine uit 2002. De hoofdauteur van dat laatste rapport stelde al snel dat zijn resultaten ‘verkeerd gepresenteerd’ waren door de suikerlobby.

Het is niet moeilijk om grote parallelen te trekken tussen de werelden van de suikerlobby en die van klimaatsceptici. Sterker nog, de twee takken van sport zijn haast een kopie van elkaar, want het gaat uiteindelijk om het bereiken van hetzelfde doel: het levend houden van de controverse van de wetenschappelijke zaken waar al tijden consensus over bestaat. Het zal voor niemand een verrassing zijn dat deze sceptici niet alleen lone wolves zijn, maar ook grote multinationals, of beter gezegd: groepen betaald door multinationals die verzet bieden. Of het nou over de slechte effecten van suiker gaat of over de ware oorzaak achter het onstaan van klimaatverandering: een handje invloedrijke, conservatieve wetenschappers speelt een enorme rol in deze ‘controversiële’ kwesties. Blijf vragen stellen, blijf volhouden dat de wetenschap hij bij het verkeerde eind heeft. Twijfel is hun product en wij zijn de afnemer.

Hun meest invasieve tactiek hebben we al onder de loep genomen: stug volhouden dat klimaatwetenschappers er helemaal niet over uit zijn hoe het precies zit met klimaatverandering. Maar het kan nog gortiger: klimaatwetenschappers hebben het ‘CO2-probleem’ gewoon verzonnen. Harvard-natuurkundige William Happer was te gast bij CNN vorig jaar om het te hebben over het toen nog mogelijke vertrek van Amerika uit het Parijsakkoord nu Trump aan de macht zou komen: “I see no reason why not to pull out. There’s this myth developed around carbon dioxide, that it’s a pollutant. But you and I both know that we exhale carbon dioxide, up to two pounds a day, so does that mean we’re polluting the planet? Carbon dioxide is a perfectly natural gas (…)”. Bedenkende dat dit afkomstig is van een Harvard-natuurkundige doet het de ExxonMobil of Phillip Morris-alarmbellen aardig rinkelen. Veel sceptici redeneren soortgelijk. “Eerst voorspelden die zogenaamde klimaatwetenschappers dat de temperaturen zouden stijgen, maar dat blijkt niet zo te zijn! Bovendien is CO2 een natuurlijk product, wij ademen het dagelijks uit. Temperatuursstijging kan door miljoenen andere factoren komen. De wetenschap verkoopt onzin. Hoe kunnen ze ons dan eisen op gaan leggen?” Het is het delegitimeren van de wetenschap als een ongeregeld zooitje, en als het een ongeregeld zooitje is dat geen consensus kan bereiken dan kunnen ze ook geen conclusies trekken.

In vergelijking met sceptici zijn wetenschappers schuchter voor het maken van harde uitspraken, met zinnen als: “meer onderzoek moet uitwijzen of…” en “er bestaat nog onzekerheid over…” (het IPCC rapport zit er vol mee). De wetenschap hoort ook bescheiden te zijn, dat is het punt niet. Waar het om gaat is dat klimaatsceptici er niet voor terugdeinzen om hun eigen materiaal in veel stevigere zekerheden te verwoorden. Ontkenners begrijpen de kracht van taal als geen ander: je kan de claims van je tegenstanders omverblazen door erop te hameren dat die van hen onzeker zijn, terwijl je de jouwe presenteert alsof ze dat niet zijn. Je zegt gewoon dat CO2 en temperatuur niets met elkaar te maken hebben, je houdt stug vol dat de energietransitie een ongekende economische depressie zal veroorzaken. En wat gebeurt er dan met die onzekerheden, het moet toch zo zijn dat de ontkenners dan wél die ontbrekende puzzelstukjes in handen hebben? Natuurlijk niet. Onzekerheden in de klimaatwetenschap worden gezien als gebrek aan bewijs, en dat gebrek aan bewijs is voor de sceptici het bewijs dat er niets aan de hand. Dit is de taal die de doorgewinterde ontkenner spreekt waarmee hij de wetenschap uitholt. Al helemaal wanneer je bedenkt dat bovenstaande redenaties altijd gepaard gaan met een politiek frame. Het slimste dat je namelijk in een wetenschappelijk debat kunt doen, is het publiek wijsmaken dat je tegenstander politiek gemotiveerd is. Wie deel uitmaakt van de politiek kan in het oog van velen niet meer objectief zijn, dus zulke wetenschappers zijn niet meer te vertrouwen. Je kunt wetenschap afwijzen als “beleid” en de bal ligt vervolgens bij de ander om te beargumenteren dat ze wel objectief zijn. Het debat gaat dan al helemaal niet meer over klimaatverandering. En dat is precies de bedoeling.

Fred Singer, inmiddels 92 jaar oud, is een raketgeleerde en tevens notoir ontkenner van zowat elk controversieel onderwerp van de afgelopen decennia: de schadelijke effecten van van industriële chemicaliën voor de ozonlaag, de dodelijkheid van meeroken en, natuurlijk, klimaatverandering. Allemaal onderwerpen die bijzonder weinig te maken hebben met zijn eigen wetenschappelijke veld. Hij stond met name eind jaren ‘90 bekend om het venijnig aanvallen en in diskrediet van zijn collega wetenschappers. Zijn tactiek bestond uit het wekenlang aanschrijven van hoofdredacteurs van grote kranten en televisieprogramma’s, met furieuze brieven over hoe ze ‘eenzjdige publicaties’ lieten zien over het klimaatdebat. Hij deed dit net zolang tot hij zijn eigen weerwoord mocht schrijven, of tot er een mede-scepticus op TV te zien was. Zelf werkt hij liever achter de schermen. Op deze manier werd de ruimte gegund om twijfel te zaaien en deze twijfel bereikte een enorm publiek. Dat terwijl zijn ware motivatie al vroeg werd ontbloot, juist in een krantenartikel over in de New York Times in 1989 waarin hij schreef: “And then there are probably those with agendas of their own –  not just to save the environment but to change our economic system. (…) Most are socialists and have a large desire to regulate, on as large a scale as possible.”

Wie denkt dat dit soort vooringenomenheid beperkt is tot Singer vergist zich. Robert Jastrow, eerder genoemd als oprichter van het George C. Marshall Instituut, de conservatieve denktank, zei ooit: “Environmentalists are like watermelons; green on the outside, red on the inside.” (Oreskes & Conway, 2010). Het is haast een surreëele conclusie, maar de strijd tegen klimaatwetenschappers lijkt simpelweg een voortzetting van de strijd tegen het socialisme. Zij het niet letterlijk, maar zeker op spiritueel vlak. Als we beide kanten van het politieke spectrum uiteenzetten is het niet meer dan logisch. Socialisme legt de nadruk op positieve rechten, oftewel, het recht om iets te ontvangen van de samenleving of de overheid (zoals onderwijs en medische zorg), dankzij wetten en regulering van . Kapitalisme kenmerkt zich juist door het geloof dat een samenleving vooral uit negatieve rechten moet zijn opgebouwd: rechten om je gang te kunnen gaan. De oproep van wetenschappers om klimaatverandering tegen te gaan, is in wezen een roep op overheden om werk te maken van wetgeving die dit mogelijk maakt. En dit is waarom klimaatwetenschappers volgens de sceptici zo ongeloofwaardig zijn. We zien dit direct terug in de tekst van O’Keefe uit het vorige deel: “[Claims of impending doom] are part of a marketing campaign designed to grant more power to the government and make green energy hucksters rich”.  Wetenschappers willen er in feite voor zorgen dat de overheid het voor het zeggen krijgt en ze proberen de energieguru’s groot te maken door hen de fata morgana van de onvermijdelijke energietransitie voor te houden.

Dit is dus de ware intentie van O’Keefe & co. : het tegengaan van overheidsbemoeienis. Klimaatverandering heeft namelijk de grootste zwakte van het kapitalisme blootgelegd, wat econoom Milton Friedman laatdunkend neighbourhood costs noemde. Dit zijn kosten die niet hun weerklank vinden in de vrije markt. We hebben het dan met name over schade aan het milieu. Gezien de term ‘neighbourhood’, dacht Friedman hoogstwaarschijnlijk aan een vervuilde pijpleiding ergens op een afgeragde boerderij, of een geëutrofieërd meertje in de Siberische toendra. Dat soort milieuschade mag dan wel relatief onschadelijk zijn op globaal niveau, maar de ware consequenties van de huidige vrije markt doen zich voor wanneer Lake Victoria geïnfecteerd raakt met waterlelies of wanneer er een plastic soep in de Stille Oceaan drijft ter grootte van continentaal Noord-Amerika. Dit soort rampen zijn direct schadelijk voor ecosystemen maar indirect voor ons, en dat is precies de crux van het probleem. De prijs van milieuschade zie je nergens terug in de prijs van goederen of diensten. Één van de meest gangbare oplossingen voor dit probleem ligt bij de overheid die, bijvoorbeeld, met behulp van extra belasting voor grote vervuilers deze milieuschade wel terug zou kunnen laten komen in de prijs van hun product. En zo maken we de cirkel rond naar O’Keefe, Singer & Jastrow, want wat deze drie heren gemeen hebben is dat ze heilig geloven in de ultravrije markt met zo min mogelijk overheidsbemoeienis, en dat ze vurig klimaatverandering ontkennen. Veel klimaatsceptici zijn er, net als zij, namelijk van overtuigd dat eonomische vrijheid even belangrijk is als maatschappelijke vrijheid, een fenomeen dat als free market fundamentalism wordt bestempeld. Dit is ook de achterliggende gedachte van hun retoriek: wie economische vrijheid verliest, verliest al snel de maatschappelijke vrijheid. De overheid krijgt het voor het zeggen. Zeker in landen als Amerika, maar ook Nederland, waar neoliberalisme in meer of mindere mate een pijler is van de welvaart is zo’n gedachte dodelijk voor veel economisch conservatieven. Nu de wetenschap in afgelopen decennia meer en meer heeft opgeroepen tot het indammen van dat neoliberalisme komen we tot een trieste conclusie: wie heilig gelooft in de vrije markt moet de wetenschap aanvallen, omdat de wetenschap de gevaren van de vrije markt op de kaart heeft gezet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top