Habitat III: Co-create de toekomst van steden
Na mijn eerste algemene indruk van de Habitat III conferentie in Quito, Ecuador, wil ik graag een aantal thema’s, die daar uitgebreid aan bod zijn gekomen, wat verder toelichten. Deze week wil ik het hebben over de transitie van stedelijke planning naar co-creatie. Het verhaal wat ik ga vertellen is grotendeels gebaseerd op een presentatie van het nieuwe Gold IV report (‘Global Report On Local Democracy’).
Als we het hebben over de ‘toekomst van duurzame stedelijke ontwikkeling’ klinkt dat zo algemeen en breed dat het moeilijk lijkt om ergens een begin te maken. Overal ter wereld zijn steden, in alle soorten en maten. Als we het hebben over inclusive & participatory development, zo werd tijdens de conferentie herhaaldelijk genoemd, is het is van groot belang om niet alleen naar de grote wereldsteden te kijken. Minstens zo belangrijk maar vaak over het hoofd gezien, zijn middelgrote- en kleine steden en de verbinding tussen stad en platteland.
Op de laatste dag van de conferentie, neem ik deel aan een door Pakhuis de Zwijger georganiseerde meeting met een groep Nederlandse stedelijke planners. Het keurig in pak gestoken, hoogopgeleide groepje is het er over eens: in Nederland beschikken we over expertise waar in de meeste ontwikkelingslanden niemand aan kan tippen. “Zou er zoiets zijn als de Dutch Touch in ontwikkelingsprojecten?” wordt in de groep gegooid. Tenenkrommend!
Maar de realiteit blijkt behoorlijk ontnuchterend. Een man vertelt over zijn ervaring in een overstromingsgebied in de Filipijnen. Samen met zijn team had hij drie maanden uitgetrokken om een nieuwe wijk te plannen voor de relocatie van een nederzetting in de overstroomde rivierbedding. Tegen de tijd dat zijn plan klaar was kwam hij er achter dat er al een volledige nieuwe nederzetting als een paddenstoel uit de grond was geschoten. Nieuwe huizen voor de ontheemde bevolking, dat wel, maar van een kwaliteit en op een locatie die ze erg kwetsbaar maakten voor nieuwe verwoestingen. Daar gaat toch iets mis, denk ik bij mijzelf. Wat kan er worden gedaan om die fantastische Nederlandse (en andere internationale) expertise te combineren met de daadkracht van de lokale bevolking?
Volgens het Gold IV Report kunnen dergelijke problemen worden voorkomen door co-creatie en participatory planning. Wat de wereld niet nodig heeft is de generalisatie van methodes die in bepaalde gebieden succesvol zijn gebleken. In plaats daarvan zou er meer aandacht moeten worden besteed aan een regionale benadering van stedelijke planning, die er op let om zowel stedelijke als plattelandsgebieden te betrekken bij geïntegreerde ontwikkelingsprocessen. Dit gaat het beste als mensen zich persoonlijk betrokken voelen bij hun wijk of woongebied. Gold IV stimuleert dit door verschillende bestuursniveaus met elkaar te verbinden en daarin zo veel mogelijk verschillende stakeholders te betrekken.
Veel belangrijker nog dan de gevierde academische kennis van stedelijke planners, is de peoples’ power. Door stem te geven aan de meningen van betrokken partijen kan ervoor worden gezorgd dat oplossingen aansluiten bij de concrete behoeftes van de bevolking. Bovendien wordt het dan veel makkelijker om mensen vanuit hun intrinsieke motivatie bij te laten dragen aan de oplossingen voor hun eigen problemen. Op die manier worden de verantwoordelijkheden en ook de kosten dus verdeeld. Hierbij mag echter niet over het hoofd worden gezien dat enige vorm van centrale organisatie en overheid noodzakelijk blijft voor het slagen van bottom-up projecten. Het zoeken is dus naar de juiste balans van particuliere betrokkenheid en de toezicht van centraal bestuur en wetgeving.
Duurzaam plannen dus. Maar hoe duurzaam denkt de mens? Als ik jou vraag wat je het liefst in je wijk wil veranderen, waar denk je dan aan? Een supermarkt dichter bij huis, meer bomen in de straat, een speeltuin? Door samen te beslissen kan de leefbaarheid van een wijk sterk toenemen, net als de betrokkenheid van buurtbewoners. Maar waar dan de prioriteiten liggen is nog een andere vraag. Om terug te komen op het voorbeeld van het overstromingsgebied: daar bleek dat bottom-up niet altijd gelijk staat aan efficiëntie. Duurzaam plannen doe je samen, met alle verschillende betrokken partijen: van top tot bottom tot wetenschapper. Want in een tijd waarin het erg in de mode is om bottom-up benaderingen te gebruiken, is het belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat een centraal bestuur, op nationaal of zelfs mondiaal niveau, meer zicht kan hebben op de (inter)nationale impact van verschillende belangen.